Maandelijks archief: februari 2018

Emancipatie?

Als je gehuwd bent, kan je een deel van je inkomsten als het ware “verschuiven” naar je echtgenoot / -te die geen job uitoefent. Voor dat deel moet je dan minder belastingen betalen op je loon. Dit wordt een “fiscaal voordeel voor gehuwden” genoemd. Dit kan worden gezien als een fiscale erkenning of waardering voor het harde werk dat thuisblijvende ouders doen in het huishouden en vooral in de opvoeding van de kinderen / verzorging van de ouderen.

Recentelijk is dit belastingvoordeel voor gehuwden in de aandacht gekomen doordat vertegenwoordigers van verschillende politieke partijen in Vlaanderen hun opinie te kennen hebben gegeven over het afschaffen van dit fiscale voordeel. Open Vld-voorzitter Gwendolyn Rutten (Het Laatste Nieuws, 21/10/2017) stelt voor om het geld  te herbestemmen naar investeringen in opleidingen voor thuisblijvende ouders. Zij stelt dat mensen die thuisblijven en niet deelnemen aan het heersende economische model van “werken”, niet geëmancipeerd zijn. De bezorgdheid is dat kinderen van een ouder die laag is opgeleid, zelf ook de school zullen verlaten zonder diploma. Daarnaast pleit Rutten ook voor een verplichte gemeenschapsdienst, omdat “wie een uitkering krijgt, in ruil iets moet doen voor de gemeenschap”.

Er zijn een aantal vragen waarvan ik hoop dat die nog gaan worden beantwoord.

Eerst en vooral is er de principiële vraag over wat wordt verstaan onder “emancipatie“. Een algemene definitie: het zelfbewuster worden en opeisen van gelijke of gelijkwaardige rechten door voorheen achtergestelde groepen in de bevolking. Het belastingvoordeel is er voor thuisblijvende echtgenoten/-es, dus gaan we na hoe zij door het afschaffen van het belastingvoordeel meer zelfbewust worden en meer hun gelijke rechten opeisen dan voorheen. Getrouwde thuisblijvende vrouwen worden door de afschaffing aangespoord om niet thuis te blijven en niet te kiezen om de opvoeding van de kinderen op zich te nemen of zich in te zetten voor het huishouden en verzorging van ouderen. De keuze wordt voor een deel voor hen gemaakt doordat er geen fiscale erkenning meer is voor het harde werk van thuisblijvende ouders. Hetzelfde geldt voor getrouwde thuisblijvende mannen: na de afschaffing zal er op het loon van de verdienende echtgenote meer belasting worden betaald en zijn er minder middelen in het huishouden. Ook voor hem wordt de keuze voor een deel gemaakt: fiscaal gezien wordt jouw inzet voor de samenleving thuis niet erkend. Zowel voor de thuisblijvende man als voor de vrouw is de afschaffing geen emancipatie: mannen en vrouwen worden bewust gemaakt van het feit dat de maatschappij ervoor kiest dat beide ouders gaan werken. Dit is iets anders dan “zelfbewust worden” en “opeisen van gelijke/gelijkwaardige rechten”. In deze beperking van de keuzevrijheid knelt ook het schoentje voor Kris Peeters en Wouter Beke van CD&V. Zij stellen dat thuisblijvende ouders hard werken en dat ook zij ondersteuning verdienen.

Een tweede bemerking die zeker aan bod moet komen bij het bespreken van de afschaffing van het belastingvoordeel, is de finaliteit van deze afschaffing. Wilt de afschaffing thuisblijvende ouders aanzetten tot werken (en dus emancipatie – volgens de definitie van Open Vld), of tot het volgend van een opleiding? Je kan mensen aan het werk zetten, mits je oog hebt voor het ownership over het eigen leven van de persoon in kwestie: welk werk wilt hij / zij doen en waartoe is zij naar eigen kunnen en in een tijdsgebonden context in staat? De randvoorwaarde van het respecteren van agentschap en eigenheid van individuen moet indien mogelijk nog meer worden benadrukt en in acht genomen wanneer je het volgen van opleidingen en het halen van diploma’s gaat institutionaliseren als maatschappelijke verplichting. Leven is leren, zoveel is zeker. Maar leren is niet beperkt tot het halen van diploma’s, certificaten, opleidingspunten en vormingsbewijzen. Daarbij komt nog dat er een verschil is tussen het bieden van opleidingskansen aan thuisblijvende ouders en het de facto ontnemen van de keuzemogelijkheid om een opleiding te volgen. Stel u voor dat er veel laaggeschoolde ouders zijn die inderdaad een opleiding zouden willen volgen. Gaan zij aangespoord zijn doordat een fiscaal voordeel aan zijn/haar gezin wordt ontnomen? En wat is de samenhang tussen opleiding en werk? Moeten geschoolde ouders per definitie op de conventionele manier aan het werk? En zijn er geen andere manieren om een maatschappelijk antwoord te bieden op het voor vaststaand doorgaande feit dat je als kind van een laaggeschoolde ouder minder kans hebt op het halen van een diploma? Zeggen we dat het de norm is dat je hooggeschoold moet zijn om volwaardig lid te zijn van deze maatschappij? Willen we als samenleving het pad opgaan van een regering die vaststaande en absolute keuzes maakt voor haar burgers in wat maatschappelijk waardevol is en wat niet?

Dit brengt ons tot een derde zeer prangende vraag: wat verstaan we onder “iets doen voor de gemeenschap? Als de afschaffing van het belastingvoordeel er komt samen met een verplichte gemeenschapsdienst voor thuisblijvende ouders, dan impliceert dit dat er over thuisblijvende ouders wordt gedacht dat zij niets doen voor de gemeenschap. Meer nog dan de afschaffing van het belastingvoordeel – dat nog in een kromme redenering zou kunnen worden gezien als een zgn. ‘activeringsmaatregel’ om de liberale invulling van ‘emancipatie’ na te streven – geeft deze verplichte gemeenschapsdienst aan dat het werk van thuisblijvende ouders niet wordt gewaardeerd. De opvoeding van verantwoordelijke, goed functionerende en participerende leden van onze samenleving, het instaan voor het huishouden en alles wat daarbij komt kijken, het verzorgen van ouderen, inzet voor de buurt, inzet buiten het liberaal-conventionele gedachtegoed om van “bijdragen aan de samenleving”, zal dan op een absolute manier worden aangeduid als “onwaardig”. Waar politieke ideologieën op vele punten van elkaar verschillen, en ook moeten verschillen, om de diversiteit aan stromingen, opvattingen en theorieën onder de burgers te vertegenwoordigen op politiek vlak, moet er mijns inziens toch omzichtig worden omgesprongen met de radicale toepassing ervan op een samenleving.

Bijdragen aan de maatschappij is immers zoveel meer dan economisch. Kijk maar naar het onbetaalbare werk van duizenden vrijwilligers, individueel en in verenigingsverband. In een samenleving is het goed om te benadrukken dat werken waardevol is, en moet er de mogelijkheid en de ruimte zijn voor het volgen van opleidingen en het uitoefenen van jobs. Dit mag echter niet ten koste gaan van keuzevrijheid. Het reduceren van een ideologie tot een absolutistische radicale invulling van een gedachtegoed op een gehele maatschappij, doet ons denken aan de thematiek van ‘Brave New World’ van Aldous Huxley. Reeds in sciencefictionromans in 1932 was het duidelijk: ontneem keuzevrijheid van burgers, en wég is de emancipatie – en was het niet nét dit dat (mits een erg specifieke invulling van deze term) de finaliteit was van het afschaffen van het belastingvoordeel voor gehuwden?