Categorie archief: Kennis

Hoofdzakelijk onwetend.

Personen die onderlegd zijn in de problematiek van de ebola-epidemie, het sektarische geweld van het voormalige ISIS, de Israëlische kolonisatie van Palestina en het Russische imperialisme in Oost Oekraïne, ventileren hun standpunten en inzichten in geschreven of gesproken woord. Aan deze actualiteit waag ik mij als leek niet. Op het gladde ijs van deze onderwerpen ken ik mijn plaats als lezer en luisteraar van experts die tekst en uitleg geven bij de spijtige actualiteit. Waar ik me wel over wil uitspreken, is een iets persoonlijker doch ook universeel thema van deze tijd: het geheugen.

Tijdens het lezen van “Het Geheugen Paleis. De Vergeten Kunst Van Het Onthouden.” van Joshua Foer, ervoer ik een aanhoudende aha-erlebnis. Na vijf jaar rechten-studie heb ik niet het gevoel kennis te hebben opgedaan of wijzer te zijn geworden. Eerder lijkt het alsof ons in plaats van inhoudelijke kennis, truken zijn aangeleerd. Er is ons geleerd waar we welke informatie kunnen vinden. Welke wetboeken we dienen te raadplegen, welke auteurs toonaangevend zijn, welke websites valide informatie bevatten, en welk boekje de juiste regels omtrent het afkorten en verwijzen naar bronnen bevat.

Al deze (praktische en handige) informatie zorgt ervoor dat we ons kunnen handhaven binnen een enorm collectief van opgeslagen informatie. Maar we hebben zelf geen informatie opgeslagen. Dat we geen codex van buiten leren, is begrijpelijk. En ook de zeer snel veranderende verwijzings- en afkortingsregels zijn niet meteen nuttig om van buiten te kennen. Ik heb ook geen pasklaar antwoord op de vraag hoe het anders zou moeten. Maar feit blijft dat me soms een gevoel van luiheid besluipt. Je leert doorheen het academiejaar welke handvaten er bestaan voor bepaalde informatie: waar je ze vindt. Voor een examen leer je op korte tijd intensief een beetje van die informatie van buiten (een klein deel, want je codex neem je mee en van rechtspraak reconstrueer je slechts de structuur en de redenering die er achter zit). Eens het examen voorbij is, wordt het merendeel van wat je geblokt hebt weer vergeten. En mocht je het toch nog nodig hebben, dan zoek je het op.

Op academisch vlak kan ik eventueel nog wel zeggen “à la bonheur, dan internaliseer je de kennis niet maar zoek je het op”. Luiheid van het geheugen op persoonlijk vlak vind ik daarentegen prangender. Zoals ook Foer verzucht in zijn boek: hoeveel boeken heb wel niet gelezen waarvan ik me de inhoud niet meer voor de geest kan halen. Hoeveel filmen zie ik niet met plezier een tweede keer, omdat ik tóch niet meer weet waarover ze juist gaan. Ik ken de telefoonnummers van mijn vrienden noch familie. Hetzelfde voor (e-mail) adressen. Deze zijn ergens opgeslagen. Ook de datum van verjaardagen van veel mensen die me dierbaar zijn, ken ik enkel omdat ik weet waar ik ze heb opgeschreven / omdat facebook me er aan herinnert.

Als een mens wordt bepaald door wat hij weet, door de bundeling van herinneringen, dan ben ik slechts een verzameling aanwijzingen van waar ik welke informatie vind. Vroeger lazen de mensen minder of geen boeken, gingen ze af en toe (of niet) naar de film en wisten ze waarschijnlijk minder dan nu. Maar mensen kenden de Bijbel / de Thora / de Koran / andere toonaangevende (geloofs)bronnen. Geschiedkundige kennis werd mondeling van generatie op generatie doorgegeven. Poëzie kent zijn oorsprong in deze overlevering van informatie. In versvorm en met een bepaald metrum en ritme, zijn zinnen gemakkelijke te onthouden. Dit geldt ook wanneer ze worden gezongen. Mensen internaliseerden informatie.

We weten nu meer (we hebben toegang tot meer informatie), maar weten we tegelijkertijd ontzettend minder. Foer voert dit aan wanneer hij de vrees van Socrates weergeeft. Socrates meende dat het schrift ervoor zou zorgen dat de mensen meer kennis ter beschikking zouden hebben, maar dat ze op holle vaten zouden gaan lijken.

In een passage over een mythische oorsprong van het schrift (Plato, in zijn ‘Phaedrus’) heeft Foer het tevens over deze vrees. De Egyptische god Thot stelde aan de koning van Egypte voor om het Egyptische volk de prachtige uitvinding van het schrift te geven. Thot prees zijn uitvinding als een vondst die het geheugen verbetert en dus zowel het leren als de wijsheid ten goede zou komen. De koning was niet onverdeeld verheugd om dit cadeau. Hij meende dat het schrift verstrooidheid in de ziel van de mensen zou planten. Hij sprak tot de god Thot:

“Ze zullen ophouden hun geheugen te oefenen en vergeetachtig worden; ze zullen vertrouwen op wat er geschreven staat, en de dingen niet langer van binnenuit oproepen, maar met behulp van externe tekens. Jouw vondst is geen middel voor het geheugen, maar een middel om mensen ergens aan te herinneren. Bovendien is het geen ware wijsheid die je je leerlingen verleent, maar slechts de schijn ervan, want als ze van veel dingen kennisnemen zonder echt onderricht, zal het lijken of ze veel weten terwijl ze hoofdzakelijk onwetend zijn. En aangezien ze niet vervuld zijn van wijsheid maar van waanwijsheid, zullen ze hun medemens tot last zijn.”
(Het Geheugenpaleis, p. 158-159)

Hoofdzakelijk onwetend. Dat is zo ongeveer samengevat hoe ik me voel. Ik kan enorm veel informatie opzoeken. Maar daarbuiten ben ik hoofdzakelijk onwetend. En veel mensen met mij. Zijn we door de enorme opslagmogelijkheden van informatie een bepaald waarde kwijtgespeeld? Namelijk het op waarde schatten van eruditie? Échte kennis? Ik ben de laatste persoon om niet blij te zijn met het bestaan van boeken en films, maar moeten we niet enigszins bezorgd zijn om het feit dat we belangrijke informatie slechts extern opslaan? Verliezen we collectief een deel van onze persoonlijkheid? Worden we jaar na jaar kleurlozere personen dan onze voorouders? Die beschikten over informatie terwijl wij slechts beschikken over toegang tot informatie?

Ik kan slechts hopen dat we niet te afhankelijk worden van externe opslag van informatie. Dat we geen collectief van hoofdzakelijk onwetenden vormen. Teneinde eerst de balk uit mijn eigen oog te halen vooraleer ik begin over de splinter in het oog van een ander (Lc 6: 39-45), neem ik me alvast voor meer telefoonnummers en verjaardagen echt te kennen.

En ook nog dit. Onthoud: Het Geheugenpaleis van Joshua Foer. Een aanrader.